Oproepen tot haat

logo

Nieuwsbrief
TV-geweld
2005 nr. 2



Op een half mei 2005 gehouden bijeenkomst van organisaties die namens de overheid toezicht op de omroep, hield een vertegenwoordiger van het Franse CSA een presentatie over haatzaaiende televisie-uitzendingen. Naar aanleiding van de kwestie AI Manar TV had de Franse toezichthouder een questionnaire rondgestuurd onder de EPRA-leden om te inventariseren hoe in de diverse Europese landen met hate speech wordt omgegaan. Volgens de spreker kan uit de reacties worden afgeleid dat het gaat om een toenemend probleem in Europa. De Franse afgevaardigde wees erop dat het in de praktijk buitengewoon lastig is om vast te stellen welke stations allemaal via de satellieten worden doorgegeven. Er is veel behoefte aan goede samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de toezichthouders.

Inge Brakman, van het Nederlandse Commissariaat waarschuwde dat overheden en toezichthouders niet te snel hun toevlucht moeten zoeken tot het verbieden van programma's, gelet op de vrijheid van meningsuiting. Bovendien is het maar de vraag of een dergelijke aanpak wel effectief is omdat het kwaad dan vaak ondergronds of via andere kanalen wordt verspreid. Een intrekking van de vergunning kan niet altijd uitgesloten worden, maar dan wel pas als ultieme sanctie als andere maatregelen zoals boetes niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Zij kreeg veel bijval voor haar betoog, onder meer van het Bosnische Commissariaat dat zich regelmatig met haatzaaiende of opruiende programma's geconfronteerd ziet.

In de discussie naar aanleiding van de Franse presentatie uitte de Turkse afgevaardigde felle kritiek op haar Deense collega omdat de Radio and Television Board in Kopenhagen een vergunning had verleend aan de satellietzender ROJ TV. De Turkse ambassade in Denemarken had opnamen van uitzendingen overgelegd aan de toezichthouder. Hieruit zou volgens de Turken blijken dat de zender oproept tot terrorisme tegen de Turkse staat en haat en angst zaait. De Deense toezichthouder was echter van oordeel dat het ging om doodgewone nieuwsuitzendingen waarin aandacht werd geschonken aan gevechten tussen het Turkse leger en Koerdische strijders en weigerde stappen te ondernemen tegen de zender.

Uit: Co-Media, juni 2005
Gedeelte van het artikel: "Publieke omroep, nieuwe diensten en hate speech".